Iedereen is gelijk
Oriëntatie
Iedereen is voor de wet gelijk. In artikel 1 van de grondwet staat: ‘Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond ook is niet toegestaan?’ Hierbij gaat het om gelijke behandeling. Gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te worden. En iedereen dient gelijke kansen te krijgen.
Begin
Stel de volgende vraag:
Word jij gelijk behandeld?
Maak een onderverdeling op het (digi)bord:
Gelijke behandeld | Niet gelijk behandeld |
|
In een gesprek wordt het schema ingevuld.
Mogelijke vervolgvragen:
- Klopt dit voorbeeld? Is iedereen gelijk in deze situatie?
- Waaruit bestaat dit gelijk?
- Wat vind je daarvan?
- Zijn er omstandigheden denkbaar waarvan je zegt: dan is het niet zo? (niet iedereen heeft recht op een baan als…, kinderen mogen geen alcohol drinken)
- Waarom is het dan niet zo?
- Wie maakt dat uit en waarom?
Verdieping:
- Heeft iedereen gelijke kansen?
- Als iedereen gelijke kansen heeft, ligt het dan aan henzelf als hij of zij mislukt?
- Heeft iemand die arm is dat aan zichzelf te danken?
- Sommige kinderen kunnen beter leren dan anderen, is het dan wel eerlijk dat die kinderen naar een betere school gaan en ook later meer kunnen verdienen?
Opdracht
Deel de onderstaande casussen uit zonder de oplossingen (of zoek recente in de database van de Commissie Gelijke Behandeling op het Internet). Laat de kinderen in groepjes overleggen over wat zij zouden beslissen als ze de Commissie Gelijke Behandeling zouden zijn. Voer een gesprek over de oordelen van de kinderen en lees daarna het oordeel van de Commissie voor.
CASUS: Doof
Een volledig dove vrouw solliciteert als medisch laborante bij een laboratorium. Zij heeft wel alle diploma’s. De vrouw wordt afgewezen vanwege lichamelijke beperkingen. (Oordeel commissie: Het laboratorium had moeten onderzoeken of de vrouw haar werk had kunnen uitvoeren en welke aanpassingen eventueel nodig zijn)
CASUS: Naar het toilet
Een spastische jongen wil aan de universiteit studeren. Hij vraagt de universiteit om hulp als hij naar het toilet moet, dat kan hij niet alleen. De universiteit zegt: er zijn invalidentoiletten genoeg. Wij hoeven deze jongen niet te helpen met zijn gang naar het toilet. (De Commissie heeft de universiteit in het gelijk gesteld. Hier hoeven ze niet voor te zorgen. De jongen moet zelf voor hulp zorgen)
CASUS: Hoofddoek
Een meisje werkt in een winkel voor herenkleding. Vanwege haar godsdienst komt ze op een dag met een hoofddoek om naar de winkel. De volgende dag hoeft ze niet meer terug te komen. De winkelier vindt dat het personeel in de winkel aangepaste kleding moet dragen, die er goed uitziet voor de klanten. Daar hoort een hoofddoek niet bij. (De commissie heeft het meisje volledig in het gelijk gesteld)
CASUS: Bij de tandarts
Een jonge man van Marokkaanse afkomst werkt aan de receptie van een grote tandartsenpraktijk. Na twee maanden wordt hij ontslagen, omdat hij onvoldoende Nederlands zou spreken. De man vindt dit discriminatie omdat hij Marokkaans is. Hij biedt aan een cursus Nederlands te volgen. (De Commissie Gelijke Behandeling heeft de tandartsen in het gelijk gesteld. Ze hebben van alles gedaan de man te helpen, maar iemand die aan de balie slecht communiceert kan niet.)
Filmmateriaal
Najib Amali
Bron
Filosoferen doe je zo: Leidraad voor de basisschool, band 2 / Rob Bartels en Marja van Rossum. – Budel : Damon, 2009
en website artikel 1, http://www.art1.nl/artikel/1198-Artikel_1_van_de_Grondwet